Ook onthand in het contact met psychotische cliënten die verward denken en spreken, van de hak op tak springen, out-of-the-blue-gedachtenstops ervaren en wat dies meer zij? De auteurs bespeurden een gemis aan klinisch behulpzame tips en tricks voor de CGT behandeling van deze formele denkstoornissen. Ze schieten ons te hulp…..handig!

Binnen CGT is veel aandacht voor CGT bij inhoudelijke denkstoornissen (dat wil zeggen: overwaardige ideeën en wanen), met name paranoia. In wetenschappelijk onderzoek en in klinische beschrijvingen vinden behandelaren tal van aanknopingspunten om een behandeling voor inhoudelijke denkstoornissen op te zetten, van de assessment tot en met de evaluatie van behandeling. Maar zo’n rijkdom is er nog niet voor de formele denkstoornissen. Formele denkstoornissen kunnen we afleiden uit de spraak van de persoon (bijvoorbeeld vaag, wijdlopig, van de hak op de tak, totaal incoherent) en/of uit de subjectieve last die de persoon er van vertelt te hebben (‘mijn gedachten blokkeren’, ‘het is druk en verward in mijn hoofd’). Deze symptomen kunnen een zware wissel trekken op de therapeutische relatie, omdat ze het contact en begrip hinderen. De vraag is: hoe kan een proces van casusconceptualisatie en behandeling eruit zien, als de cliënt last heeft van formele denkstoornissen?

Voor het behandelproces bevelen de auteurs als eerste enkele meetinstrumenten aan om uit te kiezen: Scale for the assessment of Thought, Language and Communication (TLC; Andreasen, 1979, 1986); Scale for the assessment of Positive Symptoms (SAPS; Andreasen, 1984); Thought and Language Index (Liddle et al., 2002; TLI) gebaseerd op de Thought Disorder Index (TDI; Johnston & Holzman, 1979); The Thought and Language Disorder scale (Kircher et al., 2014; TALD) en eventueel de in Nederland ook goed bekende PANSS en CAARMS. Veel van deze gestructureerde assessments baseren zich op analyse van korte spraak- of gespreksfragmenten.

Dan volgt de typische CGT assessment: contexten/triggers, dysfunctionele/irrationele interpretaties (over de formele denkstoornis), bijhorende gevoelens, gedragingen en gevolgen worden geïnventariseerd. In de casusconceptualisatie (de ‘Probleemformulering’, in termen van Gedachten Uitpluizen) worden verleden en heden, aanleidingen, cognitieve kenmerken en de waaier aan reacties en gevolgen door therapeut en cliënt tot een zinvol en begrijpelijk geheel gesmeed. Het bijzondere aandachtspunt is hier dat de auteurs ook weergeven hoe de inhoud en de vorm van het denken met elkaar verstrengeld zijn en elkaar versterken. Want veel cliënten hebben inhoudelijk waanachtige gedachten over hun formele denk-klachten, zoals bijvoorbeeld dat “een kracht van buiten mij het denken belet” (bij gedachtenstops) of dat “supersnel praten mijn punt het beste overbrengt”.

De CGT technieken in de paragrafen over de behandeling zullen meeste therapeuten bekend zijn, maar de toepassing op formele denkstoornissen misschien niet: hoe nuttig en aardig is het om samen de interpretatie te onderzoeken dat het goed zou zijn voor de communicatie om wijdlopig, hyper filosofisch, hevig versneld of juist langzaam te spreken? Of dat gedachtenstops altijd “tot afwijzing leiden”?

Zeer belangrijk zijn de wenken van de auteurs om de cliënt te helpen door de communicatiestoornissen die zich in de sessie voordoen expliciet mee te nemen in de behandeling, door deze direct en open van feedback te voorzien. Ander belangrijk punt: pas het eigen spreken aan de mogelijkheden van de cliënt aan (rustig praten, korte zinnen, e.d.).

Tot slot worden onderhoudende factoren genoemd die aandacht vragen: drugsgebruik bijvoorbeeld heeft een sterke werking op het formele denken. Maar ook de invloed van de cliënt op diens gedachtenprocessen kan een consoliderende factor zijn, bijvoorbeeld actieve gedachtenonderdrukking of -manipulatie door de cliënt zelf.

Kort en goed: een praktisch helpend artikel voor wie met mensen werkt die formele klachten hebben in hun denken en die het geduld kunnen opbrengen om samen te kijken naar en sleutelen aan de betekenis van deze klachten in het leven van de cliënt. Met als meest essentiële boodschap dat formele denkstoornissen geen absolute (genetische, biologische) hersenstoornissen (hoeven te) zijn, maar net zoals andere symptomen bol kunnen staan van bedoelingen, betekenissen en strategieën die op inhoud en nut onderzocht kunnen worden.

Palmier-Claus J, Griffiths R, Murphy E, Parker S, Longden E, Bowe S, Steele A, French P, Morrison A, Tai S (2017). Cognitive behavioural therapy for thought disorder in psychosis. Psychosis, 9: 347-357.

Artikel