Als iemand tegen je zegt “Lisa vertrekt vroeg vandaag”, weet jij dan wat er aan de hand is? Hoe overtuigd ben je (op een schaal van 0-100%) van de verschillende mogelijkheden, zoals dat Lisa ziek is, van school weggestuurd is, of gespijbeld heeft? Vermoedelijk scoor je geen van deze opties met een zeer hoge waarschijnlijkheid, omdat er veel verklaringen mogelijk zijn. Maar bij mensen met overmatige achterdocht ligt dat anders. Zij kunnen daarbij hoog scoren (tot soms wel 100% zeker weten). Is dit springen naar conclusies wellicht een voorspeller van overmatige achterdocht? Lees verder….

Uit onderzoek weten we dat de geloofwaardigheid van achterdochtige overtuigingen door de tijd heen kan toenemen en afnemen en men heeft zich afgevraagd of er wellicht voorspellers zijn van deze schommelingen. Om dat te onderzoeken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de Experience Sampling Methode (ESM), een systematische dagboektechniek waarmee ervaringen, gedragingen en symptomen in het dagelijkse leven en ook de context waarin deze optreden, kunnen worden bestudeerd. Onderzoek naar voorspellers van overmatige achterdocht met behulp van ESM richtte zich vooral op negatieve emoties, die inderdaad als voorspeller gezien kunnen worden.

Een Duitse onderzoeksgroep wilde weten of wellicht ook springen naar conclusies (jumping to conclusions, JTC) waarbij onvoldoende informatie wordt verzameld voor het nemen van een besluit, een voorspeller is voor overmatige achterdocht. JTC en schommelingen daarin is immers nooit eerder met behulp van ESM onderzocht als een mogelijk voorspeller voor overmatige achterdocht. Men vroeg zich onder andere af of JTC überhaupt schommelt gedurende ESM-assessment. Dat zegt namelijk iets over de (in)stabiliteit van JTC: is dit nu een cognitieve tendens die stabiel is of kan men over de tijd ook wisselen in springen naar conclusies? En men heeft een mediatiemodel getoetst waarin verondersteld wordt dat negatieve emoties schommelingen in JTC beïnvloeden die op hun beurt overmatige achterdocht beïnvloeden.

Via e-mail werden 35 deelnemers (18-35 jaar) met een schizofrenie spectrum stoornis geworven. Het onderzoek werd volledig online uitgevoerd gedurende twee dagen. Iedere dag werden vier ESM-metingen verricht van ongeveer 5 minuten per meting. In elke meting werd gevraagd naar spanning, stemming, angst (negatieve emoties) en overmatige achterdocht. Ook werden drie JTC-items opgenomen (zoals het genoemde voorbeeld over Lisa). Men achtte JTC aanwezig wanneer een deelnemer voor 75% of 100% overtuigd was van een gegeven verklaring, bijvoorbeeld wanneer men aangaf dat het 75% waar was dat ‘Lisa ziek is’ bij het item ‘Lisa vertrekt vroeg vandaag’.

De resultaten waren als volgt. Er was over de gehele steekproef geen uniforme trend in toename of afname van springen naar conclusies. Op individueel niveau zag men bij een subgroep deelnemers wel schommelingen in springen naar conclusies binnen een dag en tussen de twee dagen. Springen naar conclusies bleek net als negatieve emoties een voorspeller te zijn voor overmatige achterdocht, ofschoon het effect klein was. Er kon geen mediërende rol worden aangetoond, omdat negatieve emoties geen effect hadden op springen naar conclusies.

Ofschoon het onderzoeksdesign beperkingen kent, zoals een klein aantal deelnemers, korte meetperiode (2 dagen), en nieuwe JTC-taken, en de hypotheses slechts deels bevestigd konden worden, blijkt wel opnieuw de betekenisvolle rol die JTC speelt bij overmatige achterdocht. De bevinding dat JTC bij sommigen ook geen stabiele cognitieve tendens is, maar kan fluctueren over tijd, roept op tot vervolgonderzoek naar factoren die JTC beïnvloeden. Het biedt hoop op innovatieve interventies gericht op verminderen van JTC.

Lüdtke, T., Kriston, L., Schröder, J., Lincoln, T.M., & Moritz, S. (2016). Negative affect and a fluctuating jumping to conclusion bias predict subsequent paranoia in daily life: An online experience sampling study. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 1-7.
Artikel