Het lijkt allemaal zo handig en prachtig geregeld door ons brein: opgeslagen herinneringen aan gebeurtenissen die we in ons verleden meemaakten worden gebruikt om vooruit te blikken in de toekomst. Maar minder prettig wordt het als de persoon traumatische herinneringen heeft en vandaaruit de toekomst voorziet….

En nog lastiger wordt het als iemand informatieverwerkingsproblemen heeft die verhinderen dat de traumatische ervaringen netjes in een samenhangend verhaal worden opgeslagen.…. dan kan diegene later trauma-gerelateerde (retrograde) intrusies oftewel herbelevingen gaan krijgen; bekend natuurlijk van de PTSS maar ook veel voorkomend bij psychose. Nu wilden Engelse onderzoekers weten: hebben de intrusieve, angstige toekomstbeelden waar mensen met psychose vaak aan lijden iets te maken met verbrokkelde, angstwekkende traumatische herinneringen?

Trauma’s zijn een medeoorzaak van psychosen en ze kunnen tot PTSS leiden. Veel mensen met psychosen hebben een PTSS (12.4%)1 en bij mensen met PTSS is de kans op bijkomende psychotische symptomen met een factor 3.5 verhoogd2. Bovendien is er fenomenologische overlap tussen PTSS en psychose: één duidelijke overeenkomst zijn bijvoorbeeld de trauma-gerelateerde intrusies. Intrusies zijn onvrijwillig in het bewustzijn opkomende gedachten of beelden. Hoe komen trauma-gerelateerde intrusies tot stand? Doordat traumatische gebeurtenissen niet in een samenhangend verband van tijd, plaats, handelingen en ervaringen in het geheugen worden opgeslagen. De hippocampus zou daarvoor moeten zorgen, maar bij sommigen verloopt die contextuele integratie tijdelijk (state) of structureel (trait) niet goed. In plaats daarvan wordt de ervaring door de amygdala in min of meer losstaande geheugensporen opgeslagen, zonder inbedding in context of verhaal. Als later in het leven in plaats van het hele verhaal (context-driven) de ‘losse sporen’ in het geheugen worden getriggerd (data-driven), dan beleeft de persoon dat als een intrusie. Intrusies voelen aan als iets van hier-en-nu, omdat ze los staan van de correcte historische tijd/plaats-context. Helaas kan er bij psychosen nog een complicatie bijkomen, namelijk dat de persoon zogeheten source monitoring problemen heeft: de persoon beseft niet dat hij/zij zelf de bron is van de intrusie. In plaats daarvan beleeft de persoon de intrusie als van buiten komend (bv de stem wordt als hallucinatie beleefd), wat vervolgens weer tot secundaire waanideeën kan leiden (“dat moet de duivel zijn”). Deze in elkaar grijpende processen wordt wel de ‘catastrofale interactie’3 genoemd.

Naast de intrusies uit het retrospectieve geheugen bestaan er ook intrusies uit het prospectieve geheugen: ons brein maakt, de hele dag door, verbale en geïmagineerde voorspellingen over de toekomst. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met psychose veel negatieve prospectieve intrusies (prospective imagery) hebben, dat die hun bang maken en dat die hun psychose aanwakkeren. Bv de paranoïde man ziet in een gedachtenflits voor zich dat hij door ‘de infiltranten’ in elkaar geslagen gaat worden, wat weer een angstige bevestiging lijkt dat hij achtervolgd wordt en zich beter schuil kan houden..….

En hier komt de onderzoeksvraag: hebben mensen met psychose meer dan de gezonde controlegroep last van negatieve prospectieve intrusies? Volgens eerder onderzoek is dat zeker het geval, maar de onderzoekers gaan dat nog eens na voor zichzelf. En ze willen vooral weten: gaan méér negatieve prospectieve intrusies dan hand in hand met meer negatieve (traumatische) retrograde intrusies? En met meer angst?
Het antwoord is in één woord: ja. De verwachting klopt: ze hebben méér negatief beladen intrusies over verleden én toekomst, en meer angst bij de psychosegroep ten opzichte van de controlegroep. Beide groepen verschillen trouwens niet in de mate van alledaagse, niet-beladen ‘imagery’ (zoals wanneer je honger hebt, je de warme geitenkaas-salade met honingdressing al voor je ziet).

Dit betekent dat we die catastrofale interactie-hypothese serieus mogen nemen. De intensiteit van psychosen is misschien te verminderen door a) nare intrusieve toekomstbeelden te relateren aan traumatische ervaringen en die te desensitiseren c.q. te contextualiseren en b) de psychotische interpretaties van nare toekomstverwachtingen te corrigeren. Die ideeën geven mogelijkheden tot therapeutische interventies en onderzoek! Een zeer gedetailleerde meetmethode zoals experience sampling zou waarschijnlijk helpen om de verbanden tussen trauma-intrusies, negatieve toekomst-intrusies, angst en intensiteitsschommelingen in de psychotische belevingen uit te diepen en klinisch bewerkbaar te maken.

Malcolm CP, Picchioni MM, Ellett L. (2015). Intrusive prospective imagery, posttraumatic intrusions and anxiety in schizophrenia. Psychiatry Research. Artikel
  • 1. Achim AM, Maziade M, Raymond E, Olivier D, Mérette C, Roy MA: How prevalent are anxiety disorders in schizophrenia? A meta-analysis and critical review on a significant association. Schizophr Bull. 2011;37(4):811-821.
  • 2. Sareen J, Cox BJ, Goodwin RD, Asmundson, GJG: Co-occurrence of posttraumatic stress disorder with positive psychotic symptoms in a nationally representative sample. J Trauma Stress 2005; 18:313–322.
  • 3. Fowler DG, Freeman D, Steel, C, Hardy A, Smith BH, Hackmann C, Garety P, Kuipers E., Bennington PE. (2006). The catastrophic interaction hypothesis: How do stress, trauma, emotion and information processing abnormalities lead to psychosis? In: Trauma and Psychosis. John Wiley and Sons, 101-124.