‘Breng alle vormen van veiligheidsgedrag goed in kaart bij mensen met overmatige achterdocht want dit gedrag verminderen helpt mensen om zich weer veiliger te voelen.’
Veiligheidsgedrag is een veelgebruikt begrip. Toch kan de term wat verwarrend zijn. Mensen gebruiken dit gedrag namelijk om zich veiliger te voelen, maar tegelijkertijd is het ook bekend dat dit gedrag het gevoel van onveiligheid in stand houdt. Omdat veiligheidsgedrag enorm vaak voorkomt bij mensen met overmatige achterdocht (96%), het een belangrijke instandhouder is van overmatige achterdocht, en het een belangrijke focus is in psychologische interventies, wilde de onderzoekers van de huidige studie de rol van veiligheidsgedrag beter gaan begrijpen.
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen negatief en positief veiligheidsgedrag.
- Negatief veiligheidsgedrag gaat over het vermijden van potentieel gevaarlijke situaties. Dit ontneemt iemand de kans om wellicht te ontdekken dat de situatie eigenlijk veilig is.
- Positief veiligheidsgedrag gaat daarentegen over actieve pogingen om gevaar te verminderen op het moment dat iemand al in een mogelijk bedreigende situatie zit. Dit zorgt ervoor dat de afwezigheid van gevreesde gevolgen wordt toegeschreven aan het positieve veiligheidsgedrag waardoor gedachten over gevaar niet veranderen.
In het cognitieve model van psychose worden alle vormen van veiligheidsgedrag gezien als belangrijke instandhouders van overmatige achterdocht. Veiligheidsgedrag verminderen staat daarom centraal in de psychologische interventies voor mensen met overmatige achterdocht.
De dataverzameling was onderdeel van een gerandomiseerde gecontroleerde studie waarin virtual reality-cognitieve gedragstherapie voor psychose (VR-CGTp) werd vergeleken met CGTp (beide gegeven over drie maanden). 116 cliënten met overmatige achterdocht deden mee (tussen de 18-65 jaar, met een DSM-classificatie in het psychosespectrum). Data werd verzameld aan het begin van de studie, na drie maanden en na een halfjaar. 113 deelnemers werden gezien na drie maanden en 99 deelnemers na een halfjaar. De studie keek naar relaties tussen de veranderingen over tijd in veiligheidsgedrag, overmatige achterdocht, sociale angst, somberheidsklachten, cognitieve tendensen en zelfovertuigingen.
De deelnemers waren voornamelijk mannen (71%), geboren in Nederland (81%) met een DSM-classificatie schizofrenie (82%). De resultaten bevestigden dat minder veiligheidsgedrag samengaat met minder last van overmatige achterdocht en sociale angst na drie en zes maanden. Daarnaast ging minder veiligheidsgedrag samen met minder last van somberheidsklachten na drie maanden. Vermindering van de subtypes negatief en positief veiligheidsgedrag ging ook samen met minder overmatige achterdocht. En vermindering van positief veiligheidsgedrag ging daarnaast gepaard met een vermindering van sociale angst. Er werden geen relaties gevonden tussen veranderingen in veiligheidsgedrag en veranderingen in cognitieve tendensen en zelfovertuigingen.
De resultaten ondersteunen het cognitieve model van psychose en onderstrepen het belang van het goed in kaart brengen van alle vormen van veiligheidsgedrag omdat veranderingen in zowel positief als negatief veiligheidsgedrag geassocieerd zijn met veranderingen in overmatige achterdocht over tijd.