Zijn Spanjaarden meer of minder achterdochtig dan Britten? En word je ongelukkig van de achterdocht zelf, of spelen andere factoren een rol? Contreras en collega’s deden een bevolkings-replicatieonderzoek.

Achtergrond

Paranoia is de meest voorkomende disfunctionele opvatting in het psychosespectrum. Een belangrijke studie in het Verenigd Koninkrijk (Bebbington et al., 2013) toonde in de algemene populatie vier structuurkenmerken van paranoia aan:

  1. Interpersoonlijke sensitiviteit
  2. Wantrouwen
  3. Betrekkingsideeën
  4. Achtervolging

Netwerkanalysen toonden aan dat paranoia niet wordt verklaard (wordt ‘veroorzaakt’) door een onderliggende factor (bv een ziekte), maar ontstaat door de dynamiek van elkaar beïnvloedende variabelen (symptomen en kenmerken van diverse aard).

De auteurs van de onderhavige studie onderzochten of de paranoia-verdeling en -structuur robuust zijn, dat wil zeggen of de in Engeland gevonden resultaten ook in andere steekproeven en andere culturen bestaat? Dit onderzochten zij door een replicatie te doen van de Britse bevolkingsstudie. De eerste vraag was gericht op de verdeling van paranoïde gedachten in de bevolking. De tweede vraag was of specifieke kenmerken van de paranoia-structuur geassocieerd zijn met specifieke comorbide problemen, te weten depressie, angst, suïcidegedachten, lage kwaliteit van welzijn en kwaliteit van leven, slaapproblemen en lichamelijke gezondheid. De hypothese was dat paranoïde dimensies en comorbiditeiten ingebed zijn in een elkaar versterkend netwerk waarin paranoia-dimensies zowel een positieve associatie vertonen met depressie, angst en eenzaamheid als een negatieve associatie met welzijn.

Studie-opzet

Proefpersonen (≥18 jaar) werden gehaald uit een grote database van Spaans longitudinaal bevolkingsonderzoek naar de psychologische impact van de COVID pandemie. De N=1328 proefpersonen vulden online vragenlijsten in: of ze nooit, ooit, of momenteel behandeling voor psychische problemen ontvingen; paranoia (PSQ + selectie van SCID-II-items); Depressie (PHQ-9); angst (GAD-7); Eenzaamheid (TLS); welzijn (PH). Op de data werden statistische analysen en visueel modeleren uitgevoerd.

Resultaten

Het bleek dat de verdeling van paranoïde opvattingen in de Spaanse steekproef zeer goed overeenstemde met de bevindingen van Bebbington (2013), zie Figuur 1. Er werden wel subtiele, en waarschijnlijk cultureel bepaalde, verschillen gevonden in wélke opvattingen men huldigde.

Andere interessante bevindingen waren dat vooral betrekkingsideeën relatief sterk samenhangen met depressie, angst, eenzaamheid en laag welzijn; maar ook dat eenzaamheid direct en sterk gelinkt is aan paranoia. Het lijkt er zelfs op dat angst, depressie en niet-welbevinden sterker geassocieerd zijn met eenzaamheid –en interpersoonlijke sensitiviteit- dan met de ernst van de achterdocht. Het verminderen van eenzaamheid zou weer een tak aan de paranoia-behandelmodulen-boom kunnen worden; naast bv het aanpakken van paranoïde vermijdings- en veiligheidsgedrag, insomnia, gebrek aan zelfvertrouwen, trauma/PTSS en dergelijke.

Bebbington, P. E., McBride, O., Steel, C., Kuipers, E., Radovanovic, M., Brugha, T., . . . Freeman, D. (2013). The structure of paranoia in the general population. Br J Psychiatry, 202, 419-427. Artikel

Contreras, A., Valiente, C., Vazquez, C., Trucharte, A., Peinado, V., Varese, F., & Bentall, R. P. (2022). The network structure of paranoia dimensions and its mental health correlates in the general population: The core role of loneliness. Schizophr Res, 246, 65-73. Artikel