“Ik kan er niks aan doen…. Het moest van mijn stem”
Het simuleren van auditieve verbale hallucinaties in de forensische setting

Onderzoek naar het simuleren van auditieve verbale hallucinaties brengt veel uitdagingen met zich mee. Aangezien we niet in iemands hoofd kunnen kijken en er geen specifieke biomarkers zijn voor hallucinaties moeten onderzoekers het doen met inschattingen van de kans dat er sprake is van simulatie (ook wel malingering genoemd). Zeker in de forensische setting is het van belang om deze kansberekening zoveel mogelijk evidence-based te laten zijn. Het huidige artikel behandelt deze uitdagingen.

Eén van de kwesties die maakt dat er veel misgaat in het onderzoek naar malingering is dat de kennis die we hebben over “echte hallucinaties” verouderd is. Veel onderzoek naar de fenomenologie van hallucinaties dateert van tientallen jaren geleden toen er bijvoorbeeld nog een duidelijk onderscheid werd veronderstel tussen echte hallucinaties en pseudohallucinaties. Inmiddels hebben we een ander beeld van hallucinaties en weten we dat stemmen door een zeer heterogene groep mensen worden gehoord en dat de karakteristieken van stemmen even heterogeen zijn. Hierdoor is het veel moeilijker dan vroeger werd gedacht om op basis van gerapporteerde kenmerken van de stemmen een uitspraak te doen over het al dan niet echt bestaan ervan.

In verschillende studies is wel geprobeerd om te onderzoeken wat er gebeurt als mensen wordt gevraagd worden om hallucinaties te simuleren. De kenmerken van de gesimuleerde hallucinaties werden dan vergeleken met de kenmerken van hallucinaties van “echte” stemmenhoorders. Hierbij is ook gekeken naar de invloed van kennis over of ervaring met het horen van stemmen. Er is veel over dit soort onderzoek te zeggen maar grofweg kan geconcludeerd worden dat gesimuleerde stemmen bovengemiddeld vaak aanzetten tot geweld ten opzichte van anderen en dat ze heel vaak sterk worden aangezet zowel met betrekking tot frequentie als inhoud. Je zou kunnen zeggen dat mensen die simuleren vaak te erg hun best doen om gestoord over te komen.

De relevantie van het goed detecteren van gesimuleerde hallucinaties in de forensische setting komt voort uit de claim van een verdachte dat de criminele daad is uitgevoerd in opdracht van een stem. Dit is altijd een ingewikkelde kwestie, maar we weten inmiddels dat het tot uitvoer brengen van de opdracht van een stem niet alleen wordt bepaald door het al dan niet hóren van een opdrachtgevende stem, maar ook door veel andere factoren. In andere woorden: niet iedereen met opdrachtgevende stemmen voert deze opdrachten uit. Factoren die hier verder een rol in spelen zijn de toegeschreven macht aan de stem, de goed- of kwaadaardigheid van de stem en andere waanachtige overtuigingen rondom de stem. De auteurs stellen dan ook dat deze bevindingen laten zien dat er altijd meer aan de hand moet zijn dan puur het horen van een opdrachtgevende stem als wordt gesteld dat de criminele daad in opdracht van een stem is uitgevoerd. Ze geven dan ook het advies om in de forensische setting altijd zeer zorgvuldig te werk te gaan en niet alleen het horen van stemmen te onderzoeken, maar ook naar een breder klachtenpatroon te kijken en eventueel bestaande testen voor (algemene) malingnering in het onderzoek mee te nemen.

In klinische settings wordt verondersteld dat het niveau van malingering een stuk lager ligt dan in forsensische settings. De auteur stelt echter dat we dit eigenlijk niet weten en dat clinici hun patiënten -als ze al denken aal malingering- liever het voordeel van de twijfel geven dan ze mogelijk ten onrechte van malingering te beschuldigen. Hij geeft aan dat gesimuleerde stemmen in de klinsiche setting mogelijk een andere inhoud hebben dan in de forensische setting. Waar in de forensische setting vaak wordt gezegd “Mijn stem gaf mij de opdracht om deze daad te plegen” zou in de klinische setting vaker worden gezegd “De stemmen zeggen dat ik mezelf iets aan moet doen”. De motivatie hierachter zou het verkrijgen van meer of betere zorg zijn. Dit is vanzelfsprekend een zeer precair onderwerp en de auteur adviseert dan ook wanneer er vermoedens zijn van malingering dit te zien als een “cry for help” en alles erop te richten dat de reden voor het simuleren wordt weggehaald door het goed luisteren naar alle klachten van de patiënt, omgaan met overdracht en tegenoverdracht en het verlenen van ondersteuning op het gebied van verslaving of psychosociale problematiek.

NB. Toevoeging van onszelf: In de klinische praktijk is het zinvol om trachten vast te stellen wat de persoon had willen doen als de stem er niet was geweest. Had die dan ook de neiging om een agressieve of zelfbeschadigende daad te stellen? Was hij/zij boos op een ander om een of andere reden, of waren er andere motieven om zichzelf te snijden? Of deed deze persoon het slechts uit angst voor de macht van de stem en neigden de eigen motieven juist de andere kant op? Het antwoord op deze vraag kan helpen duidelijk krijgen in welke mate de opdrachtgevende stem (al dan niet gesimuleerd) echt een mede-oorzakelijke rol speelde in het gedrag.

Pierre, J.M (2019). Assessing Malingered Auditory Verbal Hallucinations in Forensic and Clinical Settings. J Am Acad Psychiatry Law 47(4) online, 2019.

Artikel