Psychologische behandeling voor psychose wordt beter, maar kampt ook met uitdagingen. Veel patiënten gaan niet echt de verbinding met de therapie aan en het aantal afvallers is behoorlijk groot. Wat zijn de verwachtingen en overtuigingen van jonge patiënten in de eerste fasen van hun ziek-zijn over psychologische behandeling? En welke rol speelt dat in het effect van de therapie?
Studies naar medicatietrouw bij psychose zijn er genoeg: naar verwachtingen, overtuigingen en attitude-aspecten en het effect daarvan op medicatie-inname. Maar, zo blijkt uit een eerdere meta-analyse (Holding, Gregg, & Haddock, 2016), bij psychologische behandelingen van psychose ontbreken deze studies nagenoeg geheel of ze vertonen methodologische problemen die een te rooskleurig beeld opleveren. Zo zijn therapie-attitudes vooral onderzocht bij patiënten die behandeling gevolgd hebben en niet bij de drop-outs of therapie-weigeraars. Daarom besloten de auteurs een eigen onderzoek te starten om de leemte te vullen.
Dertig deelnemers uit vijf verschillende VIP teams (Early Intervention Services) met uiteenlopende geschiedenissen/ervaringen met psychologische behandeling, kregen 64 stellingen over verwachtingen, overtuigingen en attitudes. De 64 vragen waren gebaseerd op literatuur-research (27 studies leverden 245 cognities op) en op de uitkomsten van semi-gestructureerde interviews van 11 patiënten die aan een eerdere studie hadden deelgenomen (de ReCAP trial; dit leverde 64 cognities op). Schaven en schiften (identieke items eruit, taalkundige gedrochten eruit, inhoudelijke check, e.d.) leverde de gebruikte vragenset van 64 items op. Deze set werd de Q-set genoemd, naar de achterliggende Q-methodologie. De Q-methodologie is een mix van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoekstechnieken, specifiek bedoeld is om opvattingen en belevingen te bestuderen door deze te helpen clusteren in typologieën van verschillende meningen en houdingen. Deelnemers moesten de stellingen sorteren in onderstaande figuur met 64 vakken (de Q-sort respons matrix).
-6 -5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 +6
Most Disagree With Neutral/No Strong Feeling Most Agree With
Behalve de Q-set werden ook demografische aspecten, de therapiegeschiedenissen, geschiedenis van middelengebruik en zelfrapportage van psychotische symptomen gebruikt.
Data-analyse (principale componentenanalyse met varimax rotatie) resulteerde in een vier-factoren-set waarmee deelnemers konden worden onderscheiden:
1] therapie helpt en geeft hoop voor de toekomst (n=16/30);
2] therapie is niks meer dan praten, mensen hebben medicatie nodig (n=3);
3] therapie helpt maar stigmatiseert (n=1);
4] therapie is beter dan medicatie (n=4).
Hoewel het grootste deel van de deelnemers positief gestemd naar psychologische behandeling kijkt, is toch een flink ander deel negatief of twijfelend. Verrassend voor de auteurs bleek dat de afweging tussen medicatie en psychologische behandeling veel patiënten bezighoudt – ook de patiënten uit factor 4 waren ambivalent, al dachten ze dat medicatie minder goed is dan psychologische behandeling.
Belangrijke vraag is welke invloed er op patiënten-meningen wordt uitgeoefend door (biologisch georiënteerde?) behandelaren en richtlijnen. Een belangrijk kritiekpunt over deze studie is dat (toch weer) het grootste deel van de patiënten (2/3) eerder in een onderzoek psychologische behandeling heeft gehad, en dus opnieuw de resultaten wellicht een te positief beeld geven van de ideeën van patiënten over psychologische behandeling voor hun psychoseklachten.
Holding JC, Haddock G, Gregg L. Young people’s beliefs about psychological therapy for psychosis: a Q-Methodological study. Journal of Mental Health. 2019:1-9.
Artikel