Door Janneke Ferwerda

De laatste jaren hebben we veel kennis opgedaan over paranoia en hoe verschillende factoren een rol spelen in het ontstaan ervan. We weten inmiddels ook dat paranoia kan worden beschouwd als een spectrum, waarbij veel mensen een beetje paranoïde gedachten hebben en een klein groepje mensen ernstige paranoïde gedachten. In deze studie wordt ingezoomd op een aantal verschillende factoren waarvan we inmiddels weten dat ze samenhangen met paranoia. De hypothese is dat paranoïde gedachten voortkomen uit gevoelens van kwetsbaarheid.

Model
Onder kwetsbaarheidsgevoelens vallen sociaal-angstige gedachten over afwijzing, negatieve kernopvattingen en een gevoel van minderwaardigheid. Negatieve beelden of herinneringen en een gebrek aan ervaren controle over gebeurtenissen versterken deze gevoelens van kwetsbaarheid. Positieve zelfopvattingen zijn zwak en niet krachtig genoeg om het gevoel van kwetsbaarheid op te heffen. Piekeren versterkt de angstige gedachten en de gedachten worden door het rumineren geconsolideerd. Bijzondere interne belevingen – verklaart door de hoge angst, dissociatie of een te veel aan dopamine (saillantie)- lokken angstige betekenisgeving uit. Dit alles heeft vaak invloed op het gedrag en vermijding en veiligheidsgedrag werken disconfirmatie van de angstige verklaringen tegen. Met sterkere overtuigingen tot gevolg. Vaak spelen er ook nog verstoringen in de slaap, die op hun beurt ook de negatieve kernopvattingen en de bijzondere interne belevingen versterken. Ook het gebruik van cannabis is van invloed op de paranoïde gedachten. Negatieve levenservaringen, discriminatie of gepest worden verhogen de kans op achterdochtige ideeën door hun impact op het zelfbeeld.

Het doel van de studie is om dit theoretische model te testen in een grote representatieve groep van de algemene bevolking en meer zicht te krijgen op hoe deze cognitieve en sociale factoren met elkaar geassocieerd zijn. De focus lag op cognitieve en sociale processen waarbij de wens is de verkregen inzichten direct te kunnen vertalen naar optimalisering van de behandeling van paranoia, zoals naar het Feeling Safe programma (zie eerder werk van Freeman en eerdere nieuwsbrieven over Feeling Safe). Daarnaast heeft de studie tot doel om meer te weten te komen over een verschil in oorzakelijke factoren tussen sociale angst en paranoia. Sociale angst en paranoia zijn nauw met elkaar verbonden en delen veel van dezelfde oorzakelijke factoren. Een interessante vraag is of er factoren zijn die meer voorspellend zijn voor het een of het ander.

Een online enquête is uitgevoerd met een steekproef van 10.382 volwassenen (18 jaar en ouder) uit het Verenigd Koninkrijk. De enquête bestond uit 22 vragenlijsten (soms in verkorte vorm) gericht op de factoren uit het theoretisch model. Paranoïde gedachten werden gemeten met de Revised-Green Paranoid Thought Scale (R-GPTS). Deze lijst is ook te vinden op de website van gedachten uitpluizen. Om de data te analyseren is er gebruik gemaakt van factor analyse en Structural Equation Modeling (SEM), een statistische techniek die wordt gebruikt om complexe relaties tussen variabelen te onderzoeken.

Uit de studie blijkt dat één op de vier personen in deze algemene bevolkingsgroep zichzelf beschrijft als wantrouwend ten opzichte van andere mensen. Ongeveer één op de vijf mensen had regelmatig achterdochtige gedachten. Ongeveer 5-8% van de bevolking rapporteerde zeer sterke paranoia. Dit sluit aan bij het eerdergenoemde spectrum van paranoïde gedachten. Uit de resultaten komt naar voren dat alle geselecteerde variabelen uit de studie significant geassocieerd zijn met paranoia. Een belangrijke bevinding is dus dat er niet één of twee factoren zijn die waarschijnlijk leiden tot paranoia, maar meerdere. De meest invloedrijke factor is het gebruik van veiligheidsgedrag, zoals het beperken van de tijd in sociale situaties, alert zijn op gevaar en proberen onopvallend te zijn, waarbij de persoon gelooft dat zijn voorzorgsmaatregelen het kwaad hebben kunnen voorkomen.
Wanneer je in je gedrag handelt alsof de wereld onveilig is, kun je niet ervaren en leren dat de wereld veilig is. Dit is een belangrijke bevinding omdat het wat ons betreft een directe aanmoediging is om bij de behandeling van paranoia veiligheidsgedrag goed in kaart te brengen en ook aan te pakken middels gedragsexperimenten, exposure en responspreventie.

Verder laat de studie zien dat er een grote overlap is in oorzaak voor paranoia en sociale angst. Alle sociale en cognitieve factoren hingen samen met zowel paranoia als sociale angst. Maar er waren ook opvallende verschillen. Intrusieve negatieve beelden hingen bijvoorbeeld sterker samen met paranoia dan met sociale angst. En verminderd analytisch redeneren hing juist sterker samen met sociale angst dan met paranoia. De studie geeft duidelijk aan dat paranoia en sociale angst vergelijkbare oorzaken kunnen hebben en ook vaak samen kunnen voorkomen, maar het identificeert ook een reeks factoren die meer voorspellend zijn voor het een of het ander.

Freeman, D., & Loe, B. S. (2023). Explaining paranoia: cognitive and social processes in the occurrence of extreme mistrust. BMJ Ment Health, 26(1).
Artikel