Maken mensen met psychose vaker vergissingen in welke informatie waar vandaan komt? Een meta-analyse zette de informatie op een rijtje.

Bronmonitoring (BM) is het vermogen om de oorsprong of bron van actuele of vroegere ervaringen te detecteren; is bijvoorbeeld de bron van een ervaring een waarneming geweest, een droom, eigen gedrag, of misschien een herinnering? In de psychoseliteratuur worden grofweg drie BM subtypen en vier stimulusmodaliteiten onderscheiden (zie ook Figuur 1).

Subtype

  • de interne BM (IBM), bv heb ik deze ervaring gedacht of heb ik dit echt gedaan?
  • de externe BM (EBM), bv heb ik de ervaring gelezen, of gehoord?
  • realiteitsmonitoring (RM), bv ben ikzelf of is de buitenwereld de bron van deze ervaring? RMe is de fout dat aan een interne gebeurtenis een externe bron wordt toegeschreven, RMi is dat een externe gebeurtenis het label ‘intern’ krijgt.

 

Stimulusmodaliteit

  • imaginaties (b) gedrag    [beide intern]
  • auditief en (d) visueel     [beide extern]

IBM, EBM en RM-problemen worden verondersteld prominent aanwezig te zijn in transdiagnostische psychosespectrum en in het bijzonder bij schizofreniespectrumstoornissen. De auteurs onderzoeken deze claim in een meta-analyse. Dat gebeurde middels een systematische review en meta-analyse van de BM literatuur met de volgende hoofdvraag: is er een verschil in BM-subtypes tussen psychose en gezonde individuen? En is de stimulusmodaliteit (auditief, visueel, imaginair of gedrag) van invloed op de gevonden verschillen tussen psychose en gezond? Daarnaast onderzochten ze of de psychose-subgroep met hallucinaties meer BM fouten maakt dan de psychosegroep zonder hallucinaties.

In de studie werden na selectie N=44 kwalitatief sterke studies geïncludeerd, die proefpersonen met schizofreniespectrumstoornissen en/of bipolair 1 stoornis met psychotische kenmerken (n=1566) en controles (n=1175) vergeleken op minimaal 1 subtype van BM. N=12 studies waren geschikt voor de BM-vergelijking van de subgroepen: psychose met en zonder hallucinaties.

Met betrekking tot de hoofdvraag bleek duidelijk dat de psychosegroep over de hele linie meer dan de controlegroepen BM-en modaliteitsfouten maakt en minder precies is. Daarbij sprongen fouten in interne brondetectie (IBM) en imaginaties er bovenuit (matig tot sterke effect sizes). Veel kleiner of afwezig waren verschillen tussen patiënten met en zonder hallucinaties, op één uitzondering na: de hallucinerende groep gaf vaker een ‘extern label’ aan interne gebeurtenissen (RMe). Dit past wel goed bij de verwachting.

Enkele interessante noten uit de discussie:

  • Het blijkt uit de meta-analyse ook dat BM problemen weinig directe samenhang hebben met (positieve of negatieve) psychosesymptomen. Wat betekent dat? Is BM meer een kopprobleem, en zijn psychosesymptomen staartproblemen?
  • Alle mensen maken meer fouten bij imaginaties dan bij elk van de andere modaliteiten (auditief, visueel, gedrag); maar bij psychosen komen fouten m.b.t. imaginaties veel vaker voor. Onzekerheid over interne processen vergroot de zelf/wereld-verwarring (RM) drastisch. Uiteindelijk kan iemand de brondetectie-fout als informatie opslaan en ook daadwerkelijk zo gaan ervaren (= predictive coding: waarnemen wat het brein verwacht op basis van eerdere gevolgtrekkingen).
  • Toekomstig onderzoek richt zich liefst op de interne bronverwarring (IBM); dit subtype is relatief onderbelicht in studies, maar blijkt het meest met fouten en dus psychotische verwarring gepaard te gaan.
Damiani S, Donadeo A, Bassetti N, et al. Understanding source monitoring subtypes and their relation to psychosis: a systematic review and meta-analysis. Psychiatry and Clinical Neurosciences. Artikel