“… Ik kan haar zien staan in de kamer… ik voel haar aanwezigheid… de manier waarop ze beweegt is net als een andere persoon die daar staat.”

Mensen die stemmen horen denken vaak dat het een echt persoon is die tegen ze praat. We spreken dan van personificatie, waarbij het gaat over belevingen van identiteit, macht, ‘agentschap’, fysieke kenmerken, taalgebruik, e.d. Er is echter nog weinig bekend over hoe, waarom en wanneer stemmen worden gepersonifieerd. Een studie bij mensen met een vroege psychose werpt daar nu iets meer licht op.

Personificatie wordt vaak beschouwd als een secundaire respons op primaire hallucinatoire ervaringen. De nadruk ligt daarbij op wie de stemmen vertegenwoordigen en op problematische overtuigingen rondom identiteit, macht, kwaadwillendheid, e.d. Recent fenomenologisch onderzoek benadrukt, echter, de multimodale aard van stemmen (stemmen zijn aanwezig, ‘voelbaar’ in meerdere modaliteiten) en dat stemmen met meer emotionele diepte worden beleefd dan alleen angst voor almacht of kwaadwillendheid. Kortom, men ziet deze sociale en ‘agent’-achtige kenmerken van stemmen als primaire ervaringen in plaats van als secundaire responsen.

Een Britse onderzoeksgroep was van mening dat je personificatie pas goed kunt begrijpen wanneer je het bestudeert op het moment dat stemmen voor het eerst optreden, en constateerde tegelijkertijd dat er weinig studies zijn die vroege stemmenfenomenologie bekeken. Men stelde daarom een fenomenologisch onderzoek in bij 40 stemmenhoorders (16-65 jaar), die minder dan negen maanden in zorg waren bij een setting voor vroege interventie bij psychose (EIP: Early Intervention in Psychosis), en die een maandlang minstens 1 keer per week “stemmen hoorden die anderen niet kunnen horen”.

Er werden twee semigestructureerde interviews afgenomen – The Hearing the Voice Phenomenology Interview, en de Psychotic Symptoms Rating Scale (PSYRATS) – bij aanvang, en 12 en 24 maanden na aanvang van het onderzoek. Analyse vond plaats door middel van een mix van kwalitatieve en kwantitatieve methoden. Men onderscheidde minimale versus complexe personificatie, respectievelijk met weinig persoonsachtige kenmerken en met meer dan één vorm van persoons-achtige kwaliteiten.

Wat waren nu de belangrijkste resultaten?
Ofschoon alle deelnemers negatieve emoties als gevolg van hun stemmen rapporteerden, bleek 35% ook positieve emoties te ervaren. Bij 40% was sprake van complexe personificatie, vooral geassocieerd aan het ervaren van stemmen als personen waarmee je converseert, en als gezelschap. Er werden geen relaties gevonden tussen personificatie en de leeftijd waarop de stemmen voor het eerst optraden of tussen tijd verstreken sinds het eerste optreden. Ook werden geen relaties gevonden tussen personificatie en scores op de PSYRATS (zowel voor stemmen als voor achterdocht) wat er op wijst dat personificatie niet per se iets zegt over de ernst van de psychose.

Belangrijkste conclusie is dat personificatie minder samen lijkt te hangen met intrinsieke stemkenmerken (identiteit, taalgebruik, e.d.), bevelende stemmen (de meerderheid (67%) rapporteerde stemmen die bevelen geven) of met trauma, en meer met de gewaarwording van personen met wie je kunt converseren en die als steunend gezelschap worden ervaren.

In de klinische praktijk, tot slot, zien we de implicaties van de personificatie van stemmen vooral terug in therapeutische benaderingen waarin de patiënt wordt aangemoedigd om met zijn/haar stemmen in gesprek te gaan, alsof het echte personen zijn, zoals bijvoorbeeld in Voice Dialogue of in AVATAR-therapie. Haaks daarop staan opvattingen dat ‘doen alsof het echte personen zijn’ niet past bij de wetenschappelijke kennis dat hallucinaties nou eenmaal “geen handen en voeten hebben” en de problematiek juist kan bekrachtigen. Cognitieve gedragstherapie voor psychose (CGTp) lijkt daarin een middenweg gevonden te hebben doordat de focus vooral ligt op het respectvol uitpluizen van (disfunctionele) opvattingen over de stemmen en op probleem in standhoudende omgang met stemmen. Personificatie is daarin niet automatisch een problematisch onderdeel, maar moet in het geheel een plek krijgen.

Alderson-Day, B., Woods, A., Moseley, P., Common, S., Deamer, F., Dodgson, G., & Fernyhough, C. (2021). Voice-hearing and personification: characterizing social qualities of auditory verbal hallucinations in early psychosis. Schizophrenia Bulletin, 47(1), 228-236. Artikel