Overhaast conclusies trekken is snel een oordeel hebben over wat er aan de hand is, op basis van weinig informatie, en vervolgens ook geen nieuwe informatie meer bekijken. Emoties in gezichtsuitdrukkingen van anderen kunnen beoordelen is een vorm van sociale cognitie.
Zijn dit vaststaande kenmerken bij mensen met psychose? Of veranderen ze door de tijd heen? En hoe sterk voorspellen ze het beloop van psychose en iemands functioneren?
In dit onderzoek werd gekeken naar de lange termijn rol van overhaast conclusies trekken en beperkingen in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen bij mensen met een eerste psychose in vergelijking met een controlegroep. De onderzoekers wilden specifiek weten of:
- Verschillen in sociale, functionele en klinische uitkomstmaten kunnen worden verklaard door de mate van overhaast conclusies trekken en beperkingen in de herkennen van gezichtsuitdrukkingen.
- Overhaast conclusies trekken en beperkingen in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen stabiel zijn over tijd.
Dit onderzoek was een follow- up onderzoek en was onderdeel van de ‘Biological Phenotypes, Environment, Genes and Psychosis Outcome’ (GAP follow up). Het vond plaats van 2016-2019 in Londen. In de huidige studie waren 239 deelnemers, 134 mensen met een eerste psychose en 105 controle deelnemers. De deelnemers waren tussen de 18-65 jaar oud. De follow-up vond gemiddeld 4.8 jaar later plaats.
Waar de controlegroep over tijd veelal de gebruikelijke ontwikkelingen zoals een vaste relatie en een vaste baan meemaakte, was dit voor de groep met een eerste psychose minder vaak het geval.
Overhaast conclusies trekken en problemen met het herkennen van gezichtsuitdrukkingen bleken stabiel over tijd en waren daarmee mogelijk een intermediërend fenotype (kenmerken tussen (genetische) aanleg en het klinische beeld van psychose).
Echter er werd geen relatie tussen overhaast conclusies trekken en beperkingen in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen en klinische uitkomsten (opnames, ernst van de klachten) of het sociaal functioneren (werk, zelfstandig wonen en relaties) gevonden. Er was een zwak verband tussen beperkingen in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen en negatieve symptomen in de follow up. Maar dit gaf geen problemen in het echte leven. Hoewel mensen met een eerste psychose meer beperkingen laten zien dan de controlegroep, is dit meer kwantitatief dan kwalitatief. Dit is passend bij de hypothese dat psychose een continuüm is.
Een van de beperkingen van de studie is dat niet alle deelnemers die aan het oorspronkelijke onderzoek mee hadden gedaan, meededen aan deze follow-up studie. Het zou kunnen dat mensen waar het minder goed mee ging, niet meer mee hebben gedaan.
De data van dit onderzoek wijzen er dus wel op dat overhaast conclusies trekken en beperkte herkenning van emoties in gezichtsuitdrukkingen aan de hand zijn bij mensen met psychose, maar binnen die groep zelf mogelijk niet samenhangen met de ernst van klachten of een ander beloop.
Artikel
Murray, R. M., Mondelli, V., Stilo, S. A., Trotta, A., Sideli, L., Ajnakina, O., Ferraro, L., Vassos, E., Iyegbe, C., Schoeler, T., Bhattacharyya, S., Marques, T. R., Dazzan, P., Lopez-Morinigo, J., Colizzi, M., O’Connor, J., Falcone, M. A., Quattrone, D., Rodriguez, V., . . . Di Forti, M. (2020). The influence of risk factors on the onset and outcome of psychosis: What we learned from the GAP study. Schizophrenia Research, 225, 63–68. Artikel